Tekst Arie Verrips
Sommige weerspreuken komen vaak uit, andere bijna nooit of alleen bij toeval. Het Weer Magazine houdt de zin en onzin van weerspreuken tegen het licht.
In september en daarna zien we dat het gemiddelde aantal regenuren flink toeneemt. Dit valt op, omdat de gemiddelde neerslaghoeveelheid in de herfst niet veel afwijkt ten opzichte van die in de zomer. Het regent in de herfst dan ook meestal minder hard dan in de zomer. De echte druilerige dagen met soms wel de hele dag regen of motregen hebben we in de herfst en vooral in de winter. In de zomer komt het maar weinig voor dat het de hele dag regent. Vaak zijn het in de zomer buien en regent het soms heel hard, maar korte tijd. Vooral in de winter kunnen sommige mensen depressief worden van dagenlange (mot)regens.
In De Bilt valt er gemiddeld in augustus 84 mm regen in 43 uren. In september is dit 78 mm in 50 uren en in oktober 81 mm in 60 uren. In november valt er 80 mm in 74 uren en december 84 mm in 81 uren, ongeveer tweemaal zo lang als in de zomer.
De bovengenoemde verschillen zijn goed verklaarbaar. Warme lucht kan veel meer vocht bevatten dan koude lucht en dat betekent dat het in de warme zomermaanden in potentie al veel harder kan regenen dan in de koudere herfst- en wintermaanden. En zo zien we dat het in tropische landen vaak veel harder kan regenen dan bij ons.
Natuurlijk zijn er in elke regio verschillen ten opzichte van elkaar, maar dit heeft vooral te maken met bergketens. Zo zijn er langs de zuidflank van het Himalayagebergte plaatsen waar tot meer dan 10 meter neerslag per jaar valt, als gevolg van gedwongen opstijgende vochtige tropenlucht vanuit het zuiden. Dichterbij huis – in Noorwegen – valt er langs de westkust jaarlijks op sommige plaatsen wel 2000 mm, dankzij de – net als bij ons – heersende westenwind, waarbij de lucht moet opstijgen tegen de Noorse bergen. In Zweden is het aanzienlijk droger dan in Noorwegen. Omdat ons land geen bergen kent, zullen dat soort neerslagsommen bij ons nooit gemeten worden.
De spreuk van deze keer suggereert dat als de regen ons vanuit het oosten bereikt, het wel veel en langdurig zal gaan regenen. Het lijkt nauwelijks verklaarbaar in een betrekkelijk vlak landschap over een groot gebied, maar het is het wel, al komt de spreuk natuurlijk niet altijd uit.
In onze omgeving en daar omheen staat doorgaans een wind tussen zuidwest en noordwest. Ook in de bovenlucht is dit het geval en we hebben vaak te maken met een zogeheten straalstroom die over onze omgeving slingert. Er komen hierin neerslaggebieden mee, die doorgaans met vrij grote snelheid van west naar oost over ons gebied trekken. Het kan dan vaak regenen, maar meestal niet meer dan een paar uur, of misschien een halve dag. De ellenlange motregens, die we vooral in de winter zien, komen vooral doordat relatief zachte en zeer vochtige lucht vanaf de oceaan over een koudere ondergrond, of zeewater, stroomt. Na zo’n hele dag met winterse motregen is er soms maar een paar mm naar beneden gekomen.
De soms langdurige regens vanuit het oosten hebben een andere oorzaak. De straalstroom boven ons gebied slingert niet altijd in golven, maar soms snoert zo’n golf zich af. Er ontstaat een blokkade, waarin een hogedrukgebied, maar ook een lagedrukgebied soms lange tijd op een plek kan blijven liggen. Stel dat zo’n lagedrukgebied boven Duitsland terechtkomt, dan zien we op de weerkaarten een systeem, waarin regengebieden eromheen blijven draaien en vaak ook ons land kunnen bereiken. Zo’n heel systeem beweegt zich doorgaans erg traag. Wordt het zogenoemd retrograad (tegen de gangbare trekrichting in), dan zijn we er doorgaans niet snel van af en kan het soms dagenlang regenen, voordat het systeem uiteindelijk oplost of langzaam wegtrekt. Niet zelden vallen er dan tientallen millimeters regen. De regengebieden worden vooral geactiveerd door het opglijden van warme lucht, oost van het systeem over koude lucht, noord en west van het systeem. Gelukkig komt zo’n scenario in ons land niet heel veel voor.