De Watersnoodramp van 1953 kostte veel slachtoffers. De ramp gaf de aanzet tot de verdere ontwikkeling van de meteorologie en de mogelijkheden om te waarschuwen. Hierdoor kunnen nieuwe rampen voorkomen worden.
De Watersnoodramp die Nederland precies zestig jaar geleden trof was afschuwelijk. De overstromingen kostten 1836 mensen en tienduizenden dieren het leven. De meeste slachtoffers vielen in het zuidwesten van het land maar ook op Texel en in Engeland werd een verbeten strijd geleverd tegen het water. Een ongelukkige samenloop van omstandigheden zwiepte het water tot ongekende hoogten. Een zware tot zeer zware noordwester, met het ergste stormveld over de volle lengte van de Noordzee, bereikte tijdens astronomisch hoogwater (wanneer het water toch al zijn hoogste stand bereikt) de kust.
Hoogste staat van alarm
Weerkundigen hadden de storm de avond tevoren al in de peiling. In de loop van 31 januari, daags vóór de ramp, werd duidelijk dat ons land aan de vooravond stond van een catastrofe. De depressie, die recht op ons afkwam, veroorzaakte bij Schotland een orkaan met windstoten van 180 km/u. ’s Ochtends waarschuwde de stormvloedwaarschuwingsdienst op advies van het KNMI voor flink hoog water.
’s Middags werd de waarschuwing opgevoerd tot gevaarlijk hoog water, volgens de toenmalige procedures de hoogste staat van alarm die mogelijk was. De Bilt wilde nog verder gaan, maar de bewoordingen schoten tekort. Bovendien ging de radio ’s nachts uit de lucht. Verwoede pogingen onder meer van de dienstdoende meteorologen Klaas Rienk Postma en Herman Bijvoet om de Hilversumse zenders aan de praat te houden mislukten. “Die mogelijkheid werd ons die nacht ontnomen en dat gaf in de weerkamer een ontzettend gevoel van onmacht,” vertelde Postma journalist Kees Slager voor zijn boek ‘De ramp, een reconstructie’.
Meteorologen machteloos
De storm en de waterberg die daarvan het gevolg was is naar de mogelijkheden van begin jaren vijftig goed voorspeld. Tegenwoordig zijn de verwachtingen dankzij de computerberekeningen een stuk gedetailleerder. Uit naberekeningen met de gegevens van ’53 door de huidige computers blijkt dat de komst van zo’n storm vandaag de dag zo’n drie of vier dagen tevoren zichtbaar wordt op de weerkaarten.
Op een termijn van 48 uur tevoren is tot in de kleinste details aan te geven hoe hard het gaat waaien. De rekenmodellen geven ook nauwkeurig aan hoe hoog het water dan komt. Ook de communicatie is aanzienlijk verbeterd en dankzij het Weeralarm zou iedereen, bevolking en overheidsdiensten tijdig zijn gewaarschuwd. Het macabere is dat juist dankzij de Watersnoodramp de meteorologie en de mogelijkheden om te waarschuwen voor stormen en hoogwater een belangrijke impuls hebben gekregen. In een emotioneel gesprek, dat ik begin 2003, vijftig jaar na de Watersnoodramp, had met Klaas Rienk Postma (1913-2005), vroeg hij nadrukkelijk om daar in de communicatie rond de herdenkingen aandacht aan te besteden.
Zijn machteloosheid om de mensen indertijd te waarschuwen zat hem nog heel hoog maar hij was diep onder de indruk van alles wat er na de ramp was gebeurd. Niet alleen om Nederland permanent te beveiligen tegen dergelijke hoogwatersituaties maar ook om de weersvoorspellingen te verbeteren.
Extra weerschepen op de Noordzee
Direct nadat de dijken waren doorgebroken werden er volgens weerschepenspecialist Peter de Vries plannen gemaakt om het waarneemnet op de Noordzee met name van de Doggersbank uit te breiden. Niet alleen meer weerinformatie maar ook van de toestand van de zee.
Het KNMI en de Koninklijke Marine werkten daar van harte aan mee en planden een negental extra reizen van de weerschepen Cirrus en Cumulus om waarnemingen te verrichten op de Noordzee. Vrijwel de hele radiosondegroep, in die tijd een aparte afdeling van de centrale weerdienst in De Bilt die zorgde voor de ballonoplatingen, heeft in die periode extra reizen gemaakt. Op zee werden, ook op de Doggersbank, door de Cirrus en de Cumulus oppervlakte- waarnemingen verricht en werden naast de pilot-ballonnen ook radiosondes opgelaten.
Weeralarm voor Watersnoodramp
De gegevens over het weer vóór en tijdens de Ramp in 1953 zijn in het kader van een symposium in De Bilt opnieuw ingevoerd in de weercomputer van het KNMI en die van het Europees weercentrum in Reading. De uitkomsten van de berekeningen laten zien dat hevige stormen en hoge waterstanden zoals die in 1953 nu twee tot vier dagen te voren zijn te zien. Dat betekent dat weerkundigen voortaan op tijd kunnen waarschuwen en alarmeren voor dergelijke extreme situaties. Een enorme vooruitgang.
Foto: beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / KLM Aerocarto
Auteur Harry Geurts