Dit jaar is het een halve eeuw geleden dat ik in de greep raakte van het weer. Ik ging het weer in Nijmegen dagelijks noteren, kreeg een abonnement op het weerkaartje en las boeken, heel veel boeken. Ik stuurde zoveel aanvragen richting De Bilt dat de bibliothecaris van het KNMI zelfs een stop instelde op de uitleningen. Gelukkig bracht de Sint ‘Weer of geen Weer’ voor me mee, de klassieker van Jan Buisman uit 1961, die toen net was verschenen.
Te voet de waal over
Het oorspronkelijke, aan flarden gelezen exemplaar pronkt nog altijd in mijn boekenkast. Het roept herinneringen op aan de legendarische winter van ’63. Je kon de Waal te voet oversteken en ik herinner me nog als de dag van gisteren dat de bakker en de melkboer, die toen nog dagelijks met de boodschappen langskwamen, ons huis niet konden bereiken.
Dat was nog tot daaraan toe, maar toen de kolenboer door de sneeuw ook niet kwam opdagen was er echt een probleem. De barre kou was voorspeld door kapper Flink uit Hengelo. Een voltreffer die hem op slag tot een bekende Nederlander maakte. Lang duurde zijn succes echter niet. Hij bleef ook na de winter van ’63 strenge winters voorspellen. Zijn reputatie smolt als sneeuw voor de zon en naar verluidt heeft de Figaro uit het oosten zijn zaak moeten verkopen en is hij in een diepe depressie terechtgekomen.
Horrorwinter
‘Het weer laat je nooit los’, stelt Buisman en in al die jaren is er één vast gegeven: de wintervoorspellingen in het najaar. Ook in de vorige herfst zijn ons verschrikkelijke scenario’s voorgespiegeld. Het KNMI hield er zich verre van: ‘juist in het winterseizoen is de onvoorspelbare chaos van het weer dominant’, schrijft klimaatonderzoeker Geert Jan van Oldenborgh op de website. ‘Zinvolle seizoensverwachtingen zijn voor de winter in onze streken dan ook niet te maken voor zo ver we nu weten.’
Met de kou- en sneeuwtaferelen van de voorgaande winters in herinnering sloeg de in de media reed aangekondigde horrorwinter in als een bom. Massaler dan ooit werd strooizout ingeslagen, werden de banden verwisseld voor winterexemplaren en de schaatsen geslepen.
Enorme grilligheid
De eerste twee maanden gingen echter vorstvrij voorbij. Mocht het inmidddels in de staart nog wat zijn geworden dan zou het een wonder zijn als deze winter nog als koud de boeken ingaat. De enorme grilligheid maakt het weer in onze regio op de lange termijn, voor drie tot zes maanden vooruit, moeilijk voorspelbaar. Zelfs van maand tot maand kunnen de variaties gigantisch groot zijn. Neem de vorige winter, die begon in de koudste december in bijna veertig jaar. Daarna werd het uitgesproken zacht en smolt al het ijs als sneeuw voor de zon. In 1956 gebeurde het omgekeerde: december en januari zacht, februari de koudste in de geschiedenis.
Weer jaar van uitersten
Ook dit jaar vallen we van het ene in het andere uiterste. De winter werd voorafgegaan door de droogste november ooit, waarna het uitzonderlijk nat werd met in grote delen van het land overstromingen en wateroverlast. De groene Alpenweiden werden in de loop van januari bedolven
onder recordhoeveelheid sneeuw met groot lawinegevaar en onbereikbare gebieden. De wintersporters bleven klagen: eerst geen sneeuw en dan weer te veel van het goede.
In Zwitserland en Oostenrijk viel op 1200 meter hoogte een tot twee meter sneeuw. Op de Weissfluhjoch, op 2540 meter, lag half januari ongeveer tweeënhalve meter sneeuw, een record voor die tijd van het jaar. De grootste hoeveelheden worden meestal midden april gemeten. In de lawinewinter van 1999 lag hier 356 cm. De laatste jaren viel er vaker een enorme hoeveelheid in korte tijd terwijl de Alpenweiden ook opvallend lang groen waren.
Toch blijkt uit klimatologische gegevens dat de sneeuw- en winterkansen in de Alpen de laatste decennia zijn afgenomen, vooral in het voorjaar. De dooi begon eerder, meren ontdooiden vroeger in het jaar en de neerslag viel vaker in vloeibare vorm. Dat past in het beeld van de opwarming, die wordt bevestigd door de terugtrekkende gletsjers.
Opwarming oorzaak?
De vraag is echter of al die symptomen zonder meer toegeschreven kunnen worden aan het warmere klimaat. Onderzoekers weten nog relatief weinig over klimaatveranderingen op kleine schaal, zoals de Alpen. Ook lokale effecten kunnen een rol spelen. Het onderzoek roept nog vraagtekens op, maar de meeste klimaatwetenschappers gaan ervan uit dat de opwarming de komende decennia doorgaat en de hoeveelheid neerslag ook in de Alpen toeneemt.
Over de verhouding regen en sneeuw is nog veel onduidelijk. Wel wordt er in klimaatscenario’s vanuit gegaan dat de sneeuwgrens bergopwaarts schuift, met 100 tot 150 meter per graad opwarming. Wie zijn geld wil besteden aan een vakantiehuis voor de wintersport, kan het dus het best hogerop zoeken.
Bron: Het Weer Magazine 1 2012
Foto: F. Visscher