In tegenstelling tot andere stoffen, zet water bij bevriezing uit en krimpt het zodra ijs weer overgaat in water. Een massa van 1000 kg water heeft de inhoud van 1 m3 en zal bij bevriezing een volume gaan innemen van ca. 1,1 m3. IJs heeft dus een lagere soortelijke massa (is lichter) dan water en blijft daarom drijven.
Hoe lager de temperatuur, hoe lichter het ijs per kubieke meter is. IJs van zoet water heeft bij een temperatuur van -1 °C een massa van 920 kg per m3. Bij een temperatuur van -10 °C weegt ijs nog maar 850 kg per m3. IJs dat is gevormd door bevriezing van zeewater, heeft een iets hogere soortelijke massa. Dit hangt vooral af van het zoutgehalte van het zeewater.