Temperatuur en weersverloop
Het jaar ging somber en zacht van start onder invloed van een hogedrukgebied. Vanaf 10 januari werd het echter een stuk wisselvalliger. Nadat op 17 januari een noordelijke stroming vrij koude lucht naar onze omgeving transporteerde, volgde een koudere periode waarin het van 22 tot en met 24 januari lokaal tot enkele ijsdagen kwam. Op 21 januari in Deelen en op 23 januari in Hoogeveen werd met -10,2°C de laagste temperatuur van de winter en ook van het jaar gemeten. Begin februari maakte het winterse weertype plaats voor een zacht en wisselvallig weerpatroon. De maand eindigde uitzonderlijk zacht; op 27 februari werd het in Arcen 20,5°C, de hoogste temperatuur gemeten in Nederland in de meteorologische winter (december t/m februari) sinds 1901. Februari werd dan ook een zeer zachte maand met een gemiddelde van 6,1°C in De Bilt, tegen 3,3°C normaal.
De zachte wintermaanden werden opgevolgd door een zachte lente, met een gemiddelde temperatuur van 10,2°C tegen 9,5 °C normaal. Maart en april waren beide zeer zacht met gemiddelde temperaturen van 8,0°C en 10,9°C tegen respectievelijk 6,2°C en 9,2°C normaal. Op 10 maart kwam het voor het eerst in ruim een jaar tot storm, met zeer zware windstoten, waarvoor het KNMI een code oranje uitgaf in het zuiden van het land. De rest van de maand verliep rustig en droog onder invloed van hogedrukgebieden en dit was ook het overheersende weertype in april. Ook mei was zonnig en droog maar met een gemiddelde temperatuur van 11,7°C ruim anderhalve graad te koel en daarmee de eerste maand met een gemiddelde temperatuur onder de normaal sinds maart 2018.
Na de koele meimaand volgde een extreem warme junimaand; met een gemiddelde temperatuur van 18,1°C tegen 15,6°C normaal de warmste juni sinds het begin van de metingen. De maand begon zeer wisselvallig en met name de periode van 4-8 juni was ronduit onstuimig. Op 4, 5 en 7 juni gaf het KNMI in vrijwel geheel Nederland een code oranje uit voor onweersbuien met hagel en zware windstoten. In de tweede helft van de maand volgde een droge en zonovergoten periode met enkele tropische dagen. Op 25 juni werd het plaatselijk al recordwarm. Na een koele eerste helft van juli voerde een (zuid)oostelijke stroming vanaf 22 juli zeer warme lucht aan en kreeg ons land te maken met een uitzonderlijke hittegolf die zes dagen zou duren. Voor het eerst sinds minimaal drie eeuwen werd in Nederland de grens van 40°C bereikt en wel op maar liefst negen stations. Op 25 juli werd het in Gilze-Rijen 40,7°C, de hoogst gemeten temperatuur sinds het oude record van 38,6°C in Warnsveld op 23 augustus 1944. Records werden er ook gebroken voor de hoogste minimumtemperatuur (23,1°C in Twente) en de daggemiddelde temperatuur (31,2°C in Eindhoven). Net als juli was ook augustus met bijna een graad boven normaal, een warme maand. Van 23 t/m 28 augustus kwam het opnieuw tot een landelijke hittegolf, de tweede van deze zomer en tevens recordlaat in het jaar. De zomer als geheel was de op vier na warmste sinds 1901 met een gemiddelde temperatuur van 18,4°C tegen normaal 17,0°C. Na al dit thermische geweld volgde een vrij normale herfst waarin zuidwestenwinden en storingen het weerbeeld domineerden. Oktober was weliswaar duidelijk te zacht met 11,6°C tegen 10,7°C normaal maar in september lag de temperatuur gelijk aan het langjarig gemiddelde en november was juist iets te koud met gemiddeld 6,4°C tegen normaal 6,7°C. Aan het einde van oktober en ook in november kwam het in de nachten al regelmatig tot nachtvorst. De herfst als geheel was vrij zonnig en nat, al waren de verschillen groot; in het noordwesten viel ongeveer anderhalf keer zoveel regen als normaal, in het zuidoosten was het aan de droge kant. Het wisselvallige weer zette zich voort in december en met een gemiddelde temperatuur van 5,8°C in De Bilt tegen 3,7°C normaal, was december een zeer zachte maand. Aan het einde van het jaar lag er een hogedrukgebied boven onze omgeving waardoor er rond de jaarwisseling door de combinatie met vuurwerkrook zeer dichte mist ontstond.
Neerslag
Met landelijk gemiddeld 783 mm neerslag was 2019 een vrij droog jaar; normaal valt er gemiddeld over het land 847 mm. De neerslag was echter wel heel ongelijk over het land verdeeld. Het droogst was het in het zuidoosten van het land met in Volkel slechts 547 mm, bijna 200 mm minder dan normaal. In het noordwesten van het land was 2019 juist een nat jaar, vooral door de natte tweede helft van de zomer en de natte herfst. Het natste KNMI station was Voorschoten met 973 mm. Opvallend waren de lange, droge periodes, het grote neerslagtekort in april en mei en de juist natte junimaand waarin onweersbuien plaatselijk voor veel overlast zorg - den. Op 12 juli viel er bij onweersbuien plaatselijk 80 mm in een uur tijd, met wateroverlast tot ge - volg. Op het KNMI-neerslagstation Steenwijks - moer viel er die dag 133 mm. Noemenswaardige winterse neerslag viel er eigenlijk alleen in januari; op de 22ste kwam het in het hele land tot een sneeuwdek en op 25 januari kreeg het noordoosten te maken met ijzel, waarvoor het KNMI een code oranje uitgaf. Opvallend was de late sneeuwval die op 4 mei in het zuiden van Limburg viel en daar nog voor een dun sneeuwdek zorgde.
Zonneschijn
2019 was zeer zonnig en met landelijk gemiddeld 1964 uur zon, tegen 1639 uur normaal, goed voor een derde plaats in de lijst van zonnigste jaren sinds het begin van de metingen. Vrijwel alle maanden waren zonni - ger dan normaal, alleen januari en oktober waren aan de sombere kant. Vooral februari, april en december waren (relatief) zeer zonnig en kwamen alle drie in de top -5 terecht wat betreft zonuren. In het (zuid)oos - ten van het land scheen de zon het minst, met in Ar - cen 1823 uur zon. Het zonnigst was het aan de kust: in Vlissingen scheen de zon 2067 uur.