Nachtvorsten in juni en in augustus. Koude dagen met zware buien, en sneeuw in de Alpendalen. De zomer van het jaar 1816 staat te boek als ‘het jaar zonder zomer’. De oorzaak wordt gezocht in de uitbarsting van de vulkaan Tambora in het jaar ervoor, op het Indonesische eiland Sumbawa. Ligt het aan die eruptie van mythische omvang dat die zomer zo in de herinnering is gebleven?
TEKST PETER PAUL HATTINGA VERSCHURE
In 1813 kwam een einde aan achttien jaar Franse overheersing in Nederland. Het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden werd gesticht, dat twee jaar later officieel het Koninkrijk der Nederlanden werd met Koning Willem I als staatshoofd. Die achttien jaar van economische neergang hadden een hoge economische tol geëist. Het land was er slecht aan toe, temeer nog daar de Franse tijd een periode was met slechte zomers en koude winters. Die koude episode in de Kleine IJstijd zou nog wel wat voortduren met als dieptepunt het jaar 1816, dat als ‘het jaar zonder zomer’ de boeken in ging.
Dat die zomer van 1816 koud was in Nederland staat buiten kijf. Na een winterse februari met strenge vorst op de tiende was het voorjaar kil, met tot in april nog wel nachttemperaturen onder nul. Op 15 april sneeuwde het. De gemiddelde zomer temperatuur bleef steken bij ruim 14 graden, zo’n twee gradenlager dan wat normaal was in die jaren. Met een gemiddelde temperatuur van 12,4 graden was juni ronduit koud. Zulke temperaturen heersten die maand in heel West-Europa en de temperatuurafwijkingen waren dan ook het grootst in Frankrijk, met afwijkingen tot meer dan 3 graden onder het gemiddelde. In Rusland en Oekraïne was de gemiddelde zomertemperatuur juist wat boven normaal. Ook in de Nieuwe Wereld was de zomer veel kouder dan normaal. Wat was er aan de hand? Daarvoor moeten we naar de andere kant van de wereld.
Goden
De Sunda-archipel is een van de meest vulkanisch actieve gebieden op aarde. Onder Indonesië schuiven tektonische platen over elkaar, de Euraziatische plaat vanuit het noorden en de Australische Plaat vanuit het zuiden. De eilanden Sumatra, Java, Bali, Sumbawa en verder tot Timorvormen dan ook één lange strook van vulkanisme. Rookpluimen, gerommel en aardbevingen zijn in die strekengeen ongewone verschijnselen. De na 1810 al een paar jaar onrustige Tambora, op de wat afgelegen noordelijke punt van Sumbawa, leek daarop geen uitzondering. Nu en dan werden in de omgeving aardschokken gevoeld en uit de top van de 4300 meter hoge vulkaan stegen soms zwarte rookpluimenop.
De lokale priesters stelden de bevolking gerust. Het waren de goden die tevoorschijn kwamen om het eiland van vreemde overheersers te bevrijden. Er werd geen directe bedreiging gevoeld. Tot 5 april 1815. ‘s Avonds hoorde men in Batavia een zware explosie. De Britse luitenant-gouverneur Thomas Raffles, plaatsvervangend hoofd van het bestuur van Java, zond onmiddellijk troepen de stad in omdat hij dacht dat rebellen in opstandwaren gekomen. Het drong op dat ogenblik niet tot hem door dat het geluid niet uit de stad kwam, maar veroorzaakt werd door een explosie op 1250 kilometer ten oosten van de hoofdstad. Op 6 april begon er as neer te dwarrelen en werd de zon in een soort mist gehuld.
Dat de oorzaak een vulkaan was werd langzaamaan duidelijk, maar welke vulkaan dat was? De Kelud? Merapi? De Bromo misschien? De navolgende dagen hielden de explosies aan, en op het oosten van Java begon meer en meer as neer te dalen. Nog wist niemand waar de asregen vandaan kwam. En niemand kon vermoeden wat er te gebeuren stond.
Pyroklastische gaswolken
Het gebeurde in de avond van 10 april. Met een explosie van een kracht waarbij alle door de mensheid waargenomen uitbarstingen verbleekten, werd de vulkaan opgeblazen. Ooggetuigenzijn er niet, op één na: de Radjahvan Sangar die zich op het moment van de uitbarsting op ongeveer 35 kilometer daarvandaan bevond in het gelijknamige plaatsje bij de noordkust van Sumbawa. Hij meldde dat ‘van ongeveer 7 tot 10 uur op de 10de april drie zuilen van vlammenuitbraken bij de top van de berg Tomboro, alle drie binnen de rand van de krater, en na tot zeer grote hoogte te zijn gerezen verenigden de toppen ervan zich op een beangstigende en verwarrende manier. In korte tijd leek de hele berg een lichaam van vloeibaar vuur, dat zich in alle richtingen uitbreidde. Het vuur en de vlammenzuilen bleven voortrazen in onverminderde woede, totdat de duisternis door rook en vallende materie ze rond 8 uur aan het gezicht onttrok’.
Alle mensen die in de omtrek woonden kwamen om onder pyroklastische gaswolken en metersdikke lag en as nadat eerst een ongekend zware tsunami over het toenmalige stadje Tambora was geslagen. De vulkaan stootte meer dan 100 kubieke kilometer as en puin uit en 60 megatonzwavel. Uit de krater stroomde 55 kubieke kilometer magma over de wijde omtrek. Rotsblokken werden tot 40 kilometer afstand weggeslingerd. De kolom asdeeltjes en zwavelmoet tot een hoogte van zo’n 45 kilometer hebben gereikt, dwars door de stratosfeer en de ozonlaag heen.
Dichte duisternis
De explosie werd tot op zeer grote afstand gehoord. De schattingen daarover lopen uiteen, maar het staat vast dat op 2500 kilometer afstand het geluid nog was te horen. De geluidssterkte op de plaats van de uitbarsting werd berekend op 347 decibel. De Radjah van Sangar hoorde in het begin van de avond nog niet veel geluid, maar dat veranderde later: ‘vanaf middernacht tot in de avond van de 11de waren overweldigend zware en luide ontploffingen te horen’. De eruptie hield ook de 11de april onverminderd aan. Door de aswolk werd de zon in de wijde omtrekdagenlang verduisterd. Tot 500 kilometer in de omtrek heerste dichte duisternis. Brandend puin stortte inde oceaan en veroorzaakte stoomexplosies en ook bij deze eruptie trad een tsunami op. De zee was inmiddels bedekt met een laag drijvende puimsteen en weggeblazen boomstronken.
De weken erna begon de eruptie wat te verminderen. De laatste explosies werden gehoord op 15 juli. Na het optrekken van de rook en as bleek van de berg, die oorspronkelijk 4300 meter hoog was, nog maar 2850 meter over te zijn. De top had plaats gemaakt voor een gapende krater met een doorsnede van 6 kilometer. De uitbarsting van de Tambora had enorme gevolgen. Niet alleen in de directe omgeving, maar ook wereldwijd zouden de effecten jarenlang doorwerken. Het gebied rond de vulkaan, dat een koninkrijk was meteen hoofdstadje Tambora, verdween in zijn geheel onder een metersdikke laag as. Het dagelijkse leven werd abrupt geconserveerd, net als ruim 1700 jaar eerder gebeurde met Pompeii. Meer dan tienduizend mensen kwamen om.
De ligging van die hoofdstad heeft men tot op de dag van vandaag niet kunnen vaststellen. Bij opgravingen op Sumbawa kwamen in 2004 wel overblijfselen van het leven in 1815 aan het daglicht. In veel gebieden in Zuidoost-Azië mislukten oogsten en stierf het vee. Ziekten en verhongering eisten gedurende de maanden na de eruptie in het huidige Indonesië ongeveer honderdduizend mensenlevens. De gevolgen bleven niet beperkt tot de Indonesische eilanden. De uitbarsting had immense hoeveelheden asdeeltjes en zwavel in de hoge atmosfeer gebracht, die zich in de loop van de maanden na de ramp rondom de hele aardbol verspreidden. Het eerste dat opviel waren de merkwaardige kleuren bij zonsopkomsten zonsondergang. Die zien we terug in het werk van verschillende kunstenaars, zoals William Turner en Frederic Church. Door niemandgenoemd, maar zonder twijfel te zien geweest was de typische schijf van licht rondom de zon die zich vertoont als de dampkring een laag vulkanische deeltjes bevat.
‘Nevelsluijer’
Luchtstromingen in de stratosfeer verspreidden de vulkanische deeltjes als een atmosferische deken rondom de planeet. Die deken hield zonnestraling dusdanig tegen dat de gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlakwereldwijd met 0,3 graden daalde. In grote delen van zowel Amerika als Europa kwamen de gemiddelde temperaturen van de zomer van 1816 1,5 tot 3 graden lager uit dan gemiddeld, terwijl de regenhoeveelheidin veel gebieden ver boven het gemiddelde lag. Slechte oogsten waren het gevolg.
Ook in ons kersverse koninkrijk had men te kampen met veel wateroverlast. Door hevige buien kwamen landerijen blank te staan en werden wegen onbegaanbaar. Vele krantenberichten maakten gewag van hoge waterstanden en buiten de oevers tredende rivieren. De hemel zag er vreemd uit. Een correspondent te Aken van de nog jonge Arnhemsche Courant berichtte op 8 juli: ‘Zedert enige dagen regent het hier, wel is waar, niet meer aan houdend; maar de hemel is steeds met wolken bedekt, en een nevelsluijer schijnt ons te omringen. De oorzaak van dit ongunstig weder, kan men niet wel in de Zon zelve zoeken, dewijl alsdan de uitwerkselenveel vreeselijker zouden moetenzijn. Van tijd tot tijd schijnt de Zon ons voor een oogenblik met hare stralen te willen verkwikken, maar dadelijk zetten zich wederom digte wolken voor dezelve, en het is als of er een strijd op leven en dood bestond tusschen den Dampkring der aarde, en de allesbelevende zon’.
De zomer van 1816 is een van de koudste in de Nederlandse meetreeksen. In Zwanenburg bereikten de temperaturen in juni nauwelijks de 20 graden en bewogen zich meestal tussen 8 en 16 graden. In juli werd enkele keren in Nederland nog 25 graden bereikt. Helemáál zonder zomer was het jaar 1816 nu ook weer niet.
Niet eenduidig
De vraag blijft in welke mate de klimatologische afwijkingen van 1816 aan de uitbarsting van de Tamboratoe geschreven moeten worden. Dat de enorme hoeveelheden stof en aerosols de stralingshuishouding hebben beïnvloed staat buiten kijf. Maar die samenhang is niet een duidig te benoemen. Er zijn te veel uiteenlopende factoren die van invloedzijn op de klimatologische dynamiek. In studies over de gevolgen van de uitbarsting van de Tambora blijft de discussie dan ook bestaan over de vraag in welke mate de afkoeling in 1816, ‘het jaar zonder zomer’ kan worden toegeschreven aan de vulkaanuitbarsting.
De Tambora mag de grootste vulkaanuitbarsting zijn in de geschreven mensengeschiedenis, het is bijlange na niet de grootste uitbarsting die er ooit geweest is. Geologisch onderzoek toont aan dat in een ververleden verschillende superuitbarstingen hebben plaatsgehad waarbij die van de Tambora maar bescheiden was. Een van de grootste erupties is die van de Toba geweest, op het eiland Sumatra. Die vond zo’n 74.000 jaar geleden plaats. Asregens van de Toba kwamen neer op 20 miljoen vierkante kilometer, wat 4 procent is van de totale aardoppervlakte. De vulkaan braakte 2800 kubieke kilometer magma uit, tientallenmalen de hoeveelheid die bij de Tambora vrijkwam, en de pyroklastische stroom bedekte alles ineen omtrek van 80 kilometer rondde krater met een laag puin van soms 200 meter dik. Was de Tambora-uitbarsting al van een ongelooflijke kracht, de eruptie van de Toba moet een natuurgeweld zijn geweest waar we ons geen voorstelling van kunnen maken, en dat de wereld van vandaag in ernstige mate zou ontwrichten.
Geen weerfeiten en weetjes missen? Word dan abonnee en ontvang Het Weer Magazine thuis!